Gezonde Dieren
BLOG VOOR DIERENARTSEN
BLOG VOOR DIERENARTSEN
Varkensgriep is een erg besmettelijke aandoening die hoge koorts, gedaalde eetlust en ademhalingsproblemen veroorzaakt. Om tot een diagnose te komen is het belangrijk de juiste monsters te nemen en de resultaten van het onderzoek correct te interpreteren.
Voor de diagnose van varkensgriep kan een hemagglutinatie-inhibitie- of HI-test of een Polymerase Chain Reaction of PCR-test aangevraagd worden.
De HI-test maakt gebruik van het hemagglutinerend vermogen van het virus, het kan rode bloedcellen aan elkaar koppelen (agglutinatie of klontering). Zijn er antistoffen in het serummonster aanwezig, dan verhinderen of inhiberen deze de agglutinatie, vandaar de term ’hemagglutinatie-inhibitie’.
Voor de HI-test wordt van het aangeboden serummonster een tweevoudige verdunningsreeks gemaakt op een plaat met cups. Afhankelijk van het subtype varkensgriep dat onderzocht wordt, bevat het eerste cupje een serumverdunning 1/2 (subtype H1N1, foto 1) of onverdund serum (subtypes H1N2 en H3N2). In elk cupje wordt vervolgens een gestandaardiseerde hoeveelheid virus en een vaste hoeveelheid rode bloedcellen toegevoegd.
Foto 1: Tweevoudige verdunningsreeks van serummonsters voor de hemagglutinatie-inhibitietest van varkensgriep subtype H1N1.
Zijn er in het cupje voldoende antistoffen aanwezig om het virus volledig te neutraliseren, dan kan het virus niet binden aan de rode bloedcellen. De rode bloedcellen zinken en vormen onderaan het cupje een rood punt.
Bevat het cupje onvoldoende antistoffen om het virus te neutraliseren, dan kan het vrij virus aan de rode bloedcellen binden. De samenklontering van de rode bloedcellen en het virus uit zich als een ‘agglutinatie-tapijt’ dat te zien is als de rood-oranje schijn op de bodem van het cupje.
In de verdunningsreeks op foto 1 is er op de bovenste rij een omslag tussen titer 32 en 64. Op de onderste rij zit de omslag tussen titer 64 en 128.
De HI-titer is het omgekeerde van de hoogste serumverdunning die nog een volledige inhibitie van de hemagglutinatie vertoont (subtype H1N1) of het omgekeerde van de hoogste serumverdunning die nog een volledige inhibitie van de hemagglutinatie vertoont vermenigvuldigd met 20 (subtypes H1N2 en H3N2) (tabel 1). De titer is een maat voor de hoeveelheid antistoffen in het serummonster.
Tabel 1: De titer van de hemagglutinatie-inhibitietest is een maat voor de hoeveelheid antistoffen in het serummonster.
Na een infectie of vaccinatie met het varkensgriepvirus worden snel antistoffen aangemaakt. Om te bepalen of de HI-titers stijgen of dalen, is het aangeraden om gepaarde sera van dezelfde dieren te verzamelen.
Neem het eerste staal zo snel mogelijk na de start van de symptomen en het tweede staal 3 à 4 weken later. Laat deze monsters bij voorkeur op hetzelfde moment – en dus in dezelfde omstandigheden – onderzoeken. Als u op het analyse-aanvraagformulier bij ‘gepaarde sera’ de datum van het pre-serum invult, dan bewaart DGZ de monsters tot u de tweede reeks monsters (post-serum) aanlevert. De stalen worden dan samen onderzocht.
We spreken van seroconversie zodra de HI-titer met minstens een factor vier stijgt, bijvoorbeeld een pre-serum met een HI-titer 40 en een post-serum met een HI-titer 160.
Een Polymerase Chain Reaction (PCR)-test detecteert het genetisch materiaal van het virus (RNA in geval van het varkensgriepvirus). Het geeft geen uitsluitsel of het virus dood is, dan wel of het nog actief vermeerdert in het weefsel en dus oorzaak van de letsels is.
Een negatief PCR-resultaat betekent dat in het monster geen virus werd aangetroffen. Dit resultaat heeft echter enkel waarde als de PCR-test op geschikte monsters gebeurde. Voor varkensgriep zijn dit neusswabs of broncho-alveolaire lavages (BAL-spoelsels) van levende dieren en longweefsel bij dode dieren.
Het griepvirus bevindt zich niet in het bloed. Een PCR-test voor varkensgriep op bloed aanvragen heeft daarom geen zin. Ook foetussen na abortus zijn geen geschikte monsters aangezien de abortus wordt veroorzaakt door een koortsreactie op het virus en niet door het virus zelf.
Bij neusswabs is ook het tijdstip waarop het monster genomen wordt van belang. Het varkensgriepvirus wordt immers slechts kortstondig uitgescheiden. Neem de neusswabs daarom liefst zo snel mogelijk na het verschijnen van de symptomen.
DGZ stuurt monsters (neusswabs of longweefsel) voor virusisolatie door naar de faculteit diergeneeskunde UGent. In tegenstelling tot de PCR-test wordt met virusisolatie enkel levend virus geïsoleerd. Een besmet dier zal het griepvirus slechts korte tijd uitscheiden. Als virus wordt geïsoleerd betekent dit dat het dier recentelijk geïnfecteerd werd met het virus.
DGZ werkt mee aan een project waarin het labo Virologie van de faculteit Diergeneeskunde UGent kosteloos een virusisolatie uitvoert op monsters die positief of twijfelachtig reageerden in de PCR-test.
Sinds mei 2018 werd binnen dit project virusisolatie uitgevoerd op 39 longstalen. Van deze stalen werd bij iets meer dan 70% van de monsters geen virus geïsoleerd. Het subtype H1N1 komt het meest voor, subtype H3N2 komt minder vaak voor (figuur 1).
Figuur 1: Resultaten virusisolatie.
Foto 2: Cranioventrale pneumonie.
Foto 3: Necrotiserende bronchiolitis: bronchiole gevuld met neutrofielen (oranje pijl), beginnende afplatting van het epitheel (gele pijl) en rondom infiltratie van mononucleairen (groene pijl).
Auteurs: Caroline Bonckaert en Emily Rolly
Werkte mee aan dit artikel: Ellen Van Driessche