Gezonde Dieren
BLOG VOOR DIERENARTSEN
BLOG VOOR DIERENARTSEN
Eén van de belangrijkste virale aandoeningen bij honden is parvovirus. Sinds we bij DGZ gestart zijn met autopsie van kleine huisdieren (begin november) zijn er in onze autopsiezaal reeds drie gevallen gediagnosticeerd.
Drie pups van ongeveer acht weken werden binnengebracht met een anamnese van braken, diarree, dehydratatie en sterfte.
Alle dieren toonden een macroscopisch beeld van catarrale tot hemorragische enteritis (foto 1) met depletie van de peyerse platen (foto 2) en gestuwde, oedemateuze lymfeknopen. Histologisch onderzoek van de darm toont een beeld van villusatrofie, cryptnecrose en lymfoïde depletie met lymfocytolyse ter hoogte van de peyerse platen.
Foto 1: Catarale tot hemorrhagische enteritis
Foto 2: Depletie van de peyerse platen
Bij honden betreft het meestal een infectie met het canien parvovirus type 2. Dit virus heeft snel delende cellen nodig voor virale replicatie en heeft dus een voorkeur voor lymfoïd weefsel en de darmcrypten. Vooral pups tussen 6-12 weken oud zijn heel erg gevoelig. De typische symptomen zijn braken, diarree, dehydratatie, koorts en leukopenie. Door de immunosuppressieve werking van het virus zijn de pups ook gevoeliger voor secundaire infecties. Besmette dieren gaan het virus uitscheiden in de ontlasting en dit virus is heel resistent in de omgeving waardoor het maanden tot jaren kan overleven.
De diagnose kan gesteld worden op basis van ELISA, PCR of virusisolatie. Op autopsie kan een definitieve post-mortem diagnose van parvovirose worden gesteld op basis van de karakteristieke macroscopische en histologische letsels al dan niet in combinatie met immunohistochemisch onderzoek.
In België wordt normaal standaard gevaccineerd tegen het parvovirus en dit op 6-9-12 weken. Dit is zeer belangrijk zodat de pups een correcte weerstand tegen dit virus kunnen opbouwen. Er is geen specifieke medicatie die parvo kan genezen, dus als een pup besmet raakt, dan gaat men vooral inzetten op een ondersteunende en symptomatische behandeling. Deze bestaat onder andere uit anti-emetica, vloeistoftherapie (infuus) en eventueel breedspectrum antibiotica. Deze laatste worden soms toegediend vanwege de leukopenie. Het is heel belangrijk om besmette dieren steeds in quarantaine te plaatsen en de hokken grondig te reinigen en te ontsmetten. Ondanks intensieve behandeling, leidt een besmetting nog vaak tot sterfte.
Auteur: Han Versnaeyen