Gezonde Dieren
BLOG VOOR DIERENARTSEN
BLOG VOOR DIERENARTSEN
Wekelijks ontvangen we in de autopsiezaal foeti en/of doodgeboren biggen (al of niet volledige nesten). De dierenarts snijdt de biggen open, inspecteert ze en verricht vervolgens een specifieke bemonstering, afhankelijk van de aangevraagde testen.
In tegenstelling tot een bacteriële verwerping of bij congenitale aandoeningen zijn er macroscopisch vaak geen grote laesies zichtbaar. Daardoor wordt de diagnose veelal gesteld aan de hand van PCR-testen.
Het “abortuspakket”, dat wekelijks wordt uitgevoerd, bundelt PCR-testen voor PRRSV, PCV2 en porcien parvovirus.
Foto 1: Overzicht van de gedetecteerde pathogenen bij onderzoek op foeti van de afgelopen 2 jaar.
In bovenstaande grafieken zien we de prevalentie op basis van de ter autopsie aangeboden foeti die onderzocht zijn voor parvovirus. Deze duiden op een stijging van 0,5% in 2017 naar 4,2% in 2018. In september 2019 was er opnieuw een sterke toename van het aantal monsters positief voor parvovirus (extern labo).
Naast het onderzoek op basis van DNA is het ook mogelijk om thoracaal vocht van de niet-gemummificeerde foetus te onderzoeken op de aanwezigheid van antistoffen. Een foetus van langer dan 17 cm is immunocompetent. Dit houdt in dat een big vanaf een dracht van 70 dagen in staat is om zelf antistoffen aan te maken. Deze antistoffen worden aangetoond met een Hemagglutinatie Inhibitie of HI-test. Een antistoffentiter van 256 of meer kan wijzen op een infectie bij foeti, zeker in combinatie met een positieve PCR-test en gekoppeld aan het beeld te zien op foto 2.
Foto 2: Beeld van foeti, geïnfecteerd door porcien parvovirus.
Ook serologisch onderzoek bij zeugen is een optie. We geven hier wel mee dat de resultaten van dit onderzoek met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden:
Het porciene parvovirus kan zeugen infecteren waarbij, tijdens de viremie, een transplacentaire verspreiding plaatsvindt naar één of enkele foeti. Voornamelijk jonge zeugen, die voor het eerst in contact komen met het veldvirus lopen het risico op een viremie met transplacentaire en intra-uteriene spreiding tot gevolg. De infectie verloopt subklinisch (geen koorts, geen abortus).
Intra-uterien echter zal het virus zich verder verspreiden zodat de foeti geleidelijk aan worden aangetast. Aangezien de dracht niet onderbroken wordt, zien we bij de partus mogelijk zowel levende biggen als gemummificeerde foeti van verschillende grootte. Dit hangt af van het moment van infectie:
Er wordt aangeraden om te vaccineren. Antistoffentiters (ook zeer laag) in het bloed kunnen de verspreiding van het virus van zeug naar foetus voorkomen.
Jonge zeugen worden best dubbel gevaccineerd, waarbij de eerste enting beter niet voor een leeftijd van 6 maanden (rekening houdend met de maternale immuniteit) uitgevoerd mag worden. Herhalingsvaccinatie is aangeraden; dit kan in de lactatieperiode gecombineerd worden met de vlekziektevaccinatie. Vergeet ook de (zoek)beer niet te enten om virusuitscheiding via sperma te voorkomen. Het is aangewezen om dit halfjaarlijks te herhalen gezien men de juiste immuniteitsduur na vaccinatie niet kent.
Auteurs: Emily Rolly en Caroline Bonckaert