Gezonde Dieren
BLOG VOOR DIERENARTSEN
BLOG VOOR DIERENARTSEN
Geregeld krijgen we bij DGZ vragen over het voorkomen en het vermoeden van een leptospirose-infectie bij varkens. Maar komt een Leptospira-infectie bij varkens wel zo vaak voor en hoe kan je zo’n infectie herkennen?
Voor België zijn er geen officiële data beschikbaar over het voorkomen van leptospirose bij het varken. Uit serologische analyses uitgevoerd in 2012 door het CODA (nu Sciensano) waren slechts 5 van de 279 geteste varkenssera positief voor aanwezigheid van Leptospira-antistoffen. Ook op basis van het abortusprotocol uitgevoerd door Veepeiler Varken in 2012, werd geconcludeerd dat Leptospira in onze contreien waarschijnlijk geen belangrijke rol speelt in het voorkomen van abortussen. De 100 verwerpingen (300 foeti) die werden onderzocht voor verschillende pathogenen waren alle negatief voor Leptospira.
Leptospiren zijn aerobe gramnegatieve bacteriën die wereldwijd voorkomen. Leptospiren worden onderverdeeld in serogroepen en verder in serovars. Er bestaan zowel pathogene als niet-pathogene serogroepen en serovars. Varkens kunnen in theorie geïnfecteerd worden door alle pathogene serovars, ook serovars waarvoor het varken niet als reservoir fungeert.
Tabel 1: Overzicht van enkele serovars beschreven bij het varken en hun reservoir gastheer
Serovar | Reservoir gastheer |
---|---|
Pomona | Varken |
Tarassovi | Varken |
Bratislava | Varken |
Icterohaemorrhagia | Bruine rat |
Canicola | Hond |
Hardjo | Rund |
Zowel het voorkomen als de symptomen kunnen verschillen naargelang het serovar. Het serovar Pomona is voor zover bekend van weinig belang bij varkens in West-Europa. Serovar Bratislava is daarentegen wel wijdverspreid en één van de meest voorkomende serotypes waarbij het varken als reservoir fungeert.
Overdracht gebeurt door direct of indirect contact tussen geïnfecteerde dieren (bijvoorbeeld besmet water). Infectie vindt plaats via de huid of de mucosa. Ongeveer 2 dagen na infectie zullen varkens een bacteremie doormaken die een week kan aanhouden. Tussen de 5 en 10 dagen na infectie worden antistoffen detecteerbaar; deze bereiken een piek na 3 weken. Bij geïnfecteerde dieren kunnen jarenlang lage titers antistoffen aanwezig blijven. Leptospira zal vermeerderen in de proximale niertubuli en uitgescheiden worden in de urine. De duur en intensiteit van deze uitscheiding is variabel maar het hoogst in de eerste maand na infectie. Bepaalde serovars kunnen ook persisteren in het genitaalstelsel van zowel zeugen als beren. Geïnfecteerde dieren kunnen jarenlang drager blijven en leptospiren uitscheiden in de urine of in genitale excreties.
Infecties verlopen in vele gevallen mild of subklinisch. Acute gevallen zijn uitzonderlijk en indien ze voorkomen, is dit voornamelijk bij jonge dieren, met symptomen zoals anorexie, apathie en koorts.
Chronische leptospirose kan leiden tot fertiliteitsproblemen bij zeugen, met name abortussen, dood- of zwakgeboorte, mummificatie en verminderde vruchtbaarheid.
Het voorkomen van subklinische infecties of het milde verloop van de infectie bemoeilijkt een klinische diagnose.
Een Leptospira-infectie als oorzaak van vruchtbaarheidsproblemen kan vermoed worden in het geval van (1) een stijging van de antistoftiters bij gepaarde sera genomen met een interval van 2 weken, waarbij de eerste bemonstering wordt uitgevoerd bij het optreden van de klinische symptomen en (2) de aanwezigheid van antistoffen in foetaal serum of thoracaal vocht.
Met serologisch onderzoek (micro-agglutinatietest of MAT) is het ook mogelijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende serovars. Om nuttige informatie te bekomen over de infectiestatus van een bedrijf wordt voor dit serologisch onderzoek best 10% van de populatie bemonsterd met een minimum van 10 dieren.
PCR kan uitgevoerd worden op organen, foeti of urine. Bij interpretatie is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat uitscheiding intermitterend gebeurt. PCR-testen uitgevoerd bij DGZ detecteren alle pathogene serovars maar kunnen deze niet differentiëren.
Isolatie van de kiem is moeilijk en vraagt veel tijd.
Klinisch zieke dieren kunnen behandeld worden met antibiotica. Maar om herinfectie en verdere spreiding te voorkomen is het noodzakelijk om preventieve controlemaatregelen te nemen.
Algemene bioveiligheid:
Naast algemene bioveiligheidsmaatregelen moet contact tussen de varkens en de andere dieren die leptospirose kunnen verspreiden (huisdieren en landbouwhuisdieren) vermeden worden. Verder staat een efficiënte ongediertebestrijding op het voorplan.
Reinigen en ontsmetten:
Buiten de gastheer overleven leptospiren vooral in een warme en vochtige omgeving. Ze zijn daarentegen zeer gevoelig voor uitdroging, detergenten en desinfectantia. Reinigen, ontsmetten en laten opdrogen van oppervlakken en materialen die in contact geweest zijn met besmette dieren of hun excreties zorgen voor afdoding van de bacterie.
Het vaccineren van zeugen zorgt voor een vermindering van de klinische symptomen en biedt een bijkomende bescherming tegen verliezen door abortussen en doodgeboorte. Bovendien bewerkstelligt vaccinatie van de zeugen ook de passieve immuniteit bij de biggen. In België is er echter geen vaccin geregistreerd tegen leptospirose bij varkens.
Leptospiren zijn niet gastheerspecifiek en ze zijn zoönotisch. Klinische symptomen bij de mens zijn uiteenlopend, maar vaak mild en griepachtig. Dit kan echter gevolgd worden door aantasting van de lever met icterus, nierinsufficiëntie, neurologische afwijkingen, bloedingen en aantasting van het hart, de longen en de ogen. Zonder snelle diagnose en tijdige behandeling kan de aandoening fataal verlopen.
Om het risico op infectie te beperken kunnen een aantal voorzorgsmaatregelen genomen worden. Wanneer het vermoeden bestaat op contact met besmette dieren of een besmette omgeving, draag dan bijvoorbeeld beschermende kledij zoals handschoenen en laarzen. Was en ontsmet de handen en de kledij na contact met de dieren of besmette oppervlakken. Reinig en ontsmet ook grondig het materiaal en de oppervlakken die in contact gekomen zijn met geïnfecteerde dieren of besmette excreties.
——
Auteur van dit artikel: Charlotte Brossé