Gezonde Dieren
BLOG VOOR DIERENARTSEN
BLOG VOOR DIERENARTSEN
Er werd een vrouwelijke zuigende big van 2,3 kg binnengebracht in het kader van de verhoogde waakzaamheid voor varkenspest (AVP). Verdere voorgeschiedenis was niet beschikbaar.
Bij autopsie viel de lange beharing op met een uitgesproken exsudatieve dermatitis (Fig. 1). De big had bilateraal ook rode oortoppen. De maag was gevuld met ingedikte melk en milde hyperkeratose van de pars oesophagea. De dunne darm was gecontraheerd en nagenoeg leeg met coprostase ter hoogte van de dikke darm. Voor de rest waren er geen duidelijke macroscopische afwijkingen op te merken.
Naast de noodzakelijke stalen voor AVP (tonsil, nier, mesenteriale lymfeklieren en milt), werden stalen genomen van de aangetaste huid voor verdere standaard aerobe cultuur en histopathologisch onderzoek.
Figuur 1: Macroscopisch aspect van de big met lange haren en meerdere vochtige tot korstvormige huidletsels over het gehele lichaam
Histopathologisch onderzoek van de huidletsels (Fig. 2) vertoonde een epidermis met parakeratotische en orthokeratotische hyperkeratose met accumulatie van neutrofielen in het epiderm en aanwezigheid van oppervlakkige coc-achtige bacteriële aggregaten. Het stratum spinosum vertoonde hier en daar intracellulair oedeem. De dermis was oedemateus met massief gestuwde capillairen. Ter hoogte van sommige apocriene klieren was er aanwezigheid van een gemengd ontstekingsinfiltraat in de holtes van de tubuli.
Figuur 2: Haematoxyline-eosinekleuring van de huidletsels: aanwezigheid van parakeratotische hyperkeratose met aanwezigheid van coc-achtige bacteriële aggregaten (pijlen).
De bacteriële cultuur isoleerde een reincultuur van Staphylococcus hyicus die resistent was tegen amoxicilline, lincomycine en sulfa-trimethoprim.
Exsudatieve epidermitis is een acute, exsudatieve, oppervlakkige pyodermie van biggen meestal veroorzaakt door Staphylococcus hyicus, ook gekend als “roetbig”. Af en toe worden ook o.a. Staphylococcus chromogenes en S. sciuri geïsoleerd.
De aandoening komt regelmatig voor en dit wereldwijd. Men ziet het voornamelijk bij biggen van 5 à 35 dagen oud, maar milde gevallen werden ook beschreven bij oudere biggen. De morbiditeit varieert van 10 tot 90% en de mortaliteit van 5 tot 90%. De mortaliteit is hoger bij jonge biggen met een lagere resistentie. Meestal is het gehele nest aangetast. De aandoening kan verantwoordelijk zijn voor belangrijke economische verliezen.
Bij de klassieke vorm zijn algemene dermatitis en epidermitis zonder jeuk aanwezig waarbij dehydratatie en sterfte kunnen optreden. Deze vorm is meestal beschreven bij jongere biggen. Gelokaliseerde vormen, waarbij voornamelijk de oortoppen, de kop, de flanken of overige extremiteiten aangetast zijn, komen ook voor, maar dan vooral bij dieren ouder dan 6 weken.
De pathogenese is nog onvoldoende gekend. Het is ook niet duidelijk op welke manier de kiem zich verspreidt tussen bedrijven. De aankoop van dragerdieren is naast de mogelijke indirecte overdracht via gecontamineerde voorwerpen, kledij en schoeisel, de belangrijkste infectiebron. Zowel de virulente als niet-virulente stammen van S. hyicus maken deel uit van de normale huidflora van gezonde varkens. Ze komen voor ter hoogte van de conjunctiva, snuit, huid van de oren, en vagina.
De hoogste aantallen worden vastgesteld bij de jongste biggen, waardoor men kan veronderstellen dat de biggen tijdens de geboorte in contact komen met de kiemen (moederzeugen). Als oorzaak van de infectie wordt vaak een trauma beschreven waardoor de huidbarrière doorbroken wordt (vechten, ruwe vloer, ruw houtzaagsel of scherpe voorwerpen in de omgeving).
Andere beschreven predisponerende factoren zijn agalactie van de zeug, complicerende infecties (PCV2, parvo, …), en nutritionele deficiënties. Uitbraken zijn meestal zelflimiterend en duren 2 tot 3 maanden. In sommige gevallen kunnen de problemen veel langer aanslepen.
Staphylococcus hyicus kan ook voorkomen bij andere diersoorten, zoals rundvee, geiten, paarden en pluimvee en kan aanleiding geven tot mastitis, dermatitis en tenosynovitis. Echter, het gaat wellicht om diersoortspecifieke stammen. Van andere diersoorten werd tot dusver niet aangetoond dat ze een infectiebron voor biggen zijn.
Auteurs: Stefan Roels en Nermin Caliskan